Tweeënveertig

‘Waar neem je me nou mee naar toe, ouwe dwaas?’ klaagde Barbara goedmoedig.

‘Dat zie je gauw genoeg.’ Abban ging haar voor op het bospad, zo handig met zijn krukken manoeuvrerend alsof hij dit dagelijks deed. ‘Een beetje geloof hebben, meisje.’

Het was een prachtige dag voor een wandeling, moest ze toegeven. Het bos was koel na een lange hete middag werken in de zon; de grond was een kleed van veerkrachtig mos onder haar pijnlijke voeten, het gekwetter van vogels en het gescharrel van eekhoorns – er waren weer een paar dieren die in het wild leefden, zolang het duurde – was opwekkend.

Hij zat altijd vol verrassingen, haar vriend. Soms bracht hij haar iets waar ze verrukt of verbaasd over was, of waar ze over na moest denken. Vaak maakte hij eten of een kopje thee voor haar, of putte emmers vol water en verwarmde dat boven het vuur – uren werk, allemaal ’s nachts – zodat ze een bad kon nemen in de gemeenschappelijke badkuip. Ze verdiende het niet, dat wist ze zeker, niet na alles wat zij gedaan had, maar o, wat was ze veel van hem en zijn vertrouwde manieren gaan houden.

Eindelijk kwamen ze op een kleine open plek en baanden zich een weg door een hobbelig veld vol wilde bloemen; daarna liepen ze een kleine helling op naar een verlaten, klein huisje. Het zag er bouwvallig uit, de deur stond open. Nu zweette ze; het haar op haar voorhoofd was vochtig, haar blouse plakte aan haar rug.

‘Wou je me dat laten zien?’ vroeg ze, haar ogen dichtknijpend tegen het licht. ‘Van wie is dit dan?’

‘Nou, van ons,’ zei hij met twinkelende ogen. ‘Als jij wilt, bedoel ik.’

‘Van ons?’ Ze keek hem aan. ‘Doe niet zo stom! We hebben geen geld voor huisjes en land.’

‘Kijk, daar vergis jij je nou in!’ lachte hij. ‘Julia heeft net wat geld gestuurd. Als huwelijksgeschenk,’ voegde hij er nadrukkelijk aan toe.

‘Wat?’ Ze was van haar stuk gebracht. ‘Heb je soms een zonnesteek? We zijn niet getrouwd!’

‘Nog niet.’ Hij legde zijn vinger op zijn lippen om haar tot stilte te manen. ‘Nou kunt u wel naar buiten komen, meneer pastoor,’ riep hij over zijn schouder en een priester maakte zich los uit de schaduw in het gebouwtje. ‘Dit is een ouwe vriend van mij, Barbara. Pastoor Brown.’

‘Ik ben blij dat ik u eindelijk leer kennen, juffrouw McDonagh.’ Pastoor Brown stak vol sympathie zijn hand uit. ‘Ik heb uw broer en Gracelin O’Malley getrouwd, weet u. Goede mensen, die twee. Nooit betere gekend. Ik bewonderde uw broer bijzonder.’ Even verscheen er een trek van smart op zijn diep gerimpelde gezicht. ‘Het is mij een eer hier te mogen zijn vandaag.’

‘Maar weet u…’ Ze wendde zich tot Abban. ‘Weet hij dat ik…’

‘O, aye.’ Abban grijnsde. ‘En je hebt beloofd dat je met me zou trouwen als ik een priester vond die bereid was dat te doen ondanks je kloostergeloften. Je bent toch niet van gedachten veranderd, hè?’

‘Nou, nee, maar ik…’ Ze keek de priester aan. ‘Weet u het zeker, meneer pastoor?’

Pastoor Brown sloeg een arm om haar heen en leidde haar naar het huisje. ‘Ik zal je eerst volledig de biecht afnemen,’ legde hij opgewekt uit. ‘En daarna houden we de trouwdienst.’

‘Hier?’

‘Daar bij de weg is een schattig klein kapelletje.’ Hij wees naar de overkant van het veld. ‘Ik geloof dat de Heer er heel blij mee zal zijn.’

‘Abban?’ vroeg ze met tranen in haar ogen.

‘Schiet nou maar op,’ drong hij aan. ‘Jij eerst en dan ik.’

Ze volgde de priester het huisje in, knielde voor hem neer en stortte haar hart uit: al haar zorgen, al haar twijfels, al haar zonden. Hij luisterde aandachtig en toen gaf hij haar de absolutie: in het licht van de jarenlange zware omstandigheden en de eindeloze worsteling zou hun geliefde Heer met blijdschap al haar overtredingen vergeven. Ze huilde van opluchting toen ze naar buiten kwam; ze droogde haar tranen aan haar mouw. Abban legde een bruidsboeket van wilde bloemen in haar armen, uit het veld geplukt terwijl zij haar ziel van diens last bevrijdde.

Het schemerde toen ze hand in hand voor het kleine kapelletje stonden en de priester de huwelijksceremonie voltrok; toen was het voorbij. Beiden lachten door hun tranen heen en pastoor Brown wenste hun voordat hij weer verdween een lang en gelukkig leven, veel kinderen en vrede in de Heer tot het einde van hun dagen. Amen.

Afscheid van Ierland
Moore Afscheid van Ierland-voorwerk.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-1.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-2.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-3.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-4.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-5.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-6.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-7.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-8.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-9.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-10.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-11.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-12.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-13.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-14.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-15.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-16.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-17.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-18.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-19.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-20.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-21.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-22.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-23.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-24.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-25.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-26.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-27.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-28.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-29.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-30.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-31.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-32.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-33.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-34.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-35.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-36.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-37.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-38.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-39.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-40.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-41.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-42.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-43.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-44.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-45.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-46.xhtml